De Golfstaten hopen hun machtspositie van tijdens oliecrisis in 1973 te herstellen Ongewenst bijprodukt van aardoliewinning wordt in Nigeria nog steeds ‘afgefakkeld’
MUSCAT – De oliestaten ontdekken het aardgas in hun bodem. Was aardgas tot nog toe een onbruikbare schat in de woestijn, of erger nog, een onnut bijprodukt van de oliewinning dat domweg werd ‘afgefakkeld’, nu vinden de oliestaten afzetmogelijkheden voor hun aardgas.
Zolang er olie wordt gewonnen in de staten aan de Perzische Golf, is ook bekend dat er grote hoeveelheden gas onder het zand liggen. Helaas is er in de dunbevolkte woestijn geen afzetmarkt te vinden. Vergeleken met olie zijn de transportkosten van aardgas hoog. Daarom was uitvoer van aardgas naar de industrielanden tot nog toe ook geen alternatief. Gasvelden als die in de Noordzee bevinden zich dicht bij de Westeuropese afzetmarkten en worden dan ook systematisch leeggezogen. Maar de kolossale voorraden in het afgelegen Arabië blijven onaangeroerd liggen in de schoot van moeder aarde.
In Nigeria worden enorme hoeveelheden gas geproduceerd als bijprodukt van olie. Maar bij gebrek aan verkoopmogelijkheden worden ze klakkeloos verbrand: ‘afgefakkeld’. Nu de zorg voor het milieu toeneemt en de technologie vordert, wint het gebruik van aardgas gaandeweg terrein. Ook voor aardgas dat ver van de industrielanden wordt gewonnen, is nu een afzetmarkt te vinden.
Voor de landen van het Arabisch schiereiland biedt dit bovendien de mogelijkheid om hun positie op de mondiale energiemarkt te verstevigen. Dat wordt hoog tijd, want gedurende de laatste twee decennia hebben zij hun macht gaandeweg door de vingers zien glippen. De eerste grote oliecrisis van 1973 was voor veel landen het signaal om de eigen energiebronnen te ontwikkelen en de afhankelijkheid van de grote olieproducenten te verkleinen. Het aardgas geeft de oliestaten nu een tweede kans.
Verschillende Arabische landen zijn druk bezig de mogelijkheden van gasexport te onderzoeken. In het Verre Oosten en vooral ook in het dichtbij gelegen India zijn voldoende potentiële afnemers te vinden. Een min of meer beklonken zaak is een pijpleiding van Iran naar Pakistan, met een mogelijke vertakking naar India. Qatar puzzelt over een andere gasleiding door de Arabische Golf.
Maar het meest ambitieuze plan staat op naam van Oman: een 1500 kilometer lange gasleiding over de bodem van de Arabische Zee naar India.
Volgens deskundigen is het leggen van deze gaspijpleiding een wereldprimeur, een technisch hoogstandje dat tot voor kort voor onmogelijk werd gehouden. De Oman-Indiapijpleiding moet voor het grootste gedeelte over de zeebodem lopen. In het midden zou de leiding ruim drie kilometer diep in zee drijven. Dat is dertig keer zo diep als de Kanaaltunnel.
“We verwachten dat over zes jaar het eerste gas van Oman naar India stroomt”, zegt Herman Franssen optimistisch. Als adviseur van de minister van olie en mineralen in het Sultanaat is deze Nederlander nauw betrokken bij de voorbereidende fase van het spektaculaire project. Maar hij geeft toe dat er nog veel onzekerheden aan het plan kleven. Niemand weet nog wat er allemaal mis kan gaan als een pijp op zo’n enorme diepte wordt blootgesteld aan natuurkrachten. De pijpleiding zal bestand moeten zijn tegen de enorme druk van het zeewater. Franssen: “Dat is dan ook een belangrijk punt waar momenteel op gestudeerd wordt. Er is een nieuw materiaal ontwikkeld voor de bouw van de pijpleiding. Volgens de technici is dat bestand tegen heftige krachten. Maar voor het plan gerealiseerd wordt, moet er uiteraard ook zekerheid bestaan over de mogelijkheid om diep onder de zeespiegel calamiteiten te kunnen opsporen en ze ter plekke te repareren.”
Onder supervisie van de Oman Oil Company hebben vier buitenlandse bedrijven een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Momenteel wordt een oceanografische studie verricht, waarbij de risico’s van aardverschuivingen in kaart worden gebracht. De uitkomst van dat onderzoek is doorslaggevend voor de slaagkans van de Oman-India-gasleiding.
Als de bouw van de pijpleiding daadwerkelijk van start gaat, ligt er in India een flinke afzetmarkt te wachten. Na verloop van tijd zou er een tweede pijpleiding naast gelegd kunnen worden. Eén leiding kan dagelijks een miljard kubieke meter gas naar de Indiase afnemers pompen. De kosten van de eerste pijp worden geschat op drie miljard dollar, een tweede leiding kost nog eens twee miljard. Aangezien Oman zijn gasvoorraad zo te gelde kan maken, zijn die kosten makkelijk terug te verdienen.
Het Sultanaat van Oman, in het zuidoosten van het Arabische schiereiland, heeft nog een andere reden om zijn gasvoorraad te exploiteren. De natuur heeft het land met aanzienlijk minder olie bedeeld dan de omringende Golfstaten. Misschien nog voldoende voor een eeuw energie, maar meer ook niet. Begin jaren zestig werd er al gas gevonden in de Omaanse woestijn, maar het waren geen indrukwekkende hoeveelheden. Twintig jaar later stuitten onderzoekers per ongeluk op enorme gasreservoirs, terwijl ze juist op zoek waren naar nieuwe oliebronnen. De totale gasvoorraad wordt inmiddels geschat op zo’n 540 miljard kubieke meter (ter vergelijking: het ‘Slochteren-veld’ had oorspronkelijk een reserve van 2400 miljard kubieke meter).
Er wordt verwacht dat de gasproduktie in Oman over vijf jaar op het niveau van de huidige olieproduktie ligt. Er wordt ook hard gewerkt aan een omvangrijk project waarbij gas vloeibaar wordt gemaakt, zodat het gemakkelijk met tankers te transporteren is. Oman mikt daarmee op afzetmarkten in het Verre Oosten en Europa.
“Als de olie op is, gaan we gewoon weer vissen”, is een veel geciteerde uitspraak uit de mond van de Omaanse minister van olie en mineralen. De Omaanse overheid concentreert zich al een aantal jaren op de ontwikkeling van inkomsten uit landbouw en toerisme. Aangevuld met de nieuwe methoden om gasvoorraden te transporteren hoeft het land zich vooralsnog geen zorgen te maken om de inhoud van de schatkist. De minister kan het visgerei voorlopig in de kast laten liggen.© Sitara Morgenster