St Kilda, 165 kilometer uit de Schotse kust, is de meest westelijke archipel van Europa, en sinds 1930 onbewoond. Naar de eilanden Hirta, Dun, Soay en Boreray is het op veel landkaarten vergeefs zoeken…
‘St Kilda in zicht!’ Kees roept het met zijn hoofd om de kajuitdeur. Zijn verzaligde blik doet me opspringen en naar mijn schoenen grijpen, al ben ik in gevecht met mijn maaginhoud. En dat terwijl de zee kalm is. ‘Kalmer kan niet’, zei de schipper gisteravond. Het was een gelukwens. St Kilda is slechts bereikbaar bij de gratie van de weersgesteldheid en die heeft menig reiziger teleurgesteld. Maar zelfs bij windkracht nul brengt een Noord-Atlantische deining je evenwichtsorganen in de war. ‘Volgende keer schoenen aanhouden’, adviseert een ervaren medereiziger.
Terwijl ik mijn lichaam voor de terugreis pillen tegen zeeziekte beloof, bedwing ik de metalen trap naar het dek. Daar staan de twaalf andere deelnemers aan deze werkexpeditie van de NTS, de National Trust for Scotland. Het is de enige manier een paar weken te verblijven op Europa’s meest westelijke archipel St Kilda, die onbewoond is sinds 1930. Naar de eilanden Hirta, Dun, Soay en Boreray is het op veel landkaarten vergeefs zoeken. Bijna 165 kilometer uit de Schotse kust valt het van de bladzijde af en veel cartografen oordelen het geen inzet waard.
Ochtendlicht en de reflectie van stukjes blauwe lucht weerkaatsen de grasachtige begroeiing als blauwgroen fluweel. Wolkenflarden volgen de ogenschijnlijk aaibare contouren van Hirta, het grootste eiland van de vier. De bewegende schaduwen voegen nog meer tinten toe aan ontelbare schakeringen groen. Nergens staan bomen.
Langzaam varen we de hoefijzervormige baai binnen. Papegaaiduikers dobberen langszij, hun felgekleurde snavels in de lucht. Bijpassende oranjerode zwemvliezen komen tevoorschijn wanneer ze alsnog geschrokken opvliegen.
Papegaaiduikers, noordse stormvogels, jan-van-gents (de grootste kolonie ter wereld), zeekoeten, alken en drieteenmeeuwen; naar schatting 55 duizend paartjes van vijftien verschillende soorten zeevogels nestelen in de zomermaanden op de kliffen en op de talloze steenklompen en rotspunten die uit de oceaan steken. Zo fladdert hier aan het einde van elke zomer bijna een half miljoen vogels rond.
Het belang van St Kilda als broedgebied was voor de Unesco reden om het op de werelderfgoedlijst te zetten. Bovendien ligt het op migratieroutes van meer dan twintig soorten walvissen en dolfijnen. Een smetje is het militaire radarstation dat testraketten traceert die het Britse leger afschiet vanaf de Hebriden. Een contractbedrijf runt de radar met permanent dertien medewerkers in ploegendienst. De NTS, sinds 1957 eigenaar van de eilanden, wijst er op dat er zonder hen geen elektriciteit, geen communicatie met het vaste land, dus waarschijnlijk ook geen werkvakanties zouden zijn.
De elementen hebben vat gehad op het vulkanische gesteente van de archipel sinds hier zestig miljoen jaar geleden de lava stolde. Vooral zee en wind, maar ook zon en neerslag opereren als gepassioneerde beeldhouwers die hun materialen gretig hergebruiken. Waar graniet en het grofkorrelige, donkerder gabbro afbrokkelen, veranderen solide rotsen in grotten, tunnels en natuurlijke steunberen. Om uiteindelijk te verdwijnen of te worden afgescheiden van hun moedergesteente. Zoals het zestig meter hoge Levenish, dat ooit vast zat aan de rest van St Kilda. Nu ligt deze kubusvormige rots vier kilometer uit de kust van Hirta’s voormalige dorpsbaai. Het is een relatief veilige ankerplaats omdat het eiland Dun een natuurlijke golfbreker is.
We gaan van boord met een rubberbootje. Rugzakken en levensmiddelen gaan aan land en na een korte klim naar de The Street verdelen op nummer 2 de vrouwen de bedden. De zeven mannelijke groepsgenoten overnachten op nummer 4, net als alle gerestaureerde huisjes een voormalige woning van een keuterboer. Nummer 3 is ingericht als museum voor groepjes toeristen van cruiseschepen die – indien het weer dat toelaat – een paar uur voet aan land mogen zetten. Op nummer 1 is de keuken, met grote eettafel, een open haard en een slaapkamertje voor de groepsleider.
We stellen ons voor hoe een voltallige familie hier in tumultueus winterweer moest binnenblijven. Ondertussen waaiden hun schapen soms letterlijk van de kliffen. Gelukkig lagen zeevogels en zeevogeleieren (voor consumptie en exploitatie) dan al opgeslagen in cleits. De hunebed-achtige bouwsels hielden voorraden droog en lang houdbaar. Het hele eiland ligt ermee bezaaid, ook schier onbereikbare kliffen. Mannen en jongetjes borgen daarin tijdelijk hun oogst wanneer ze met halsbrekende toeren vogels en eieren wegplukten.
Cleits restaureren is een essentieel onderdeel van werkexpedities. Aan de architectuur van losse stenen kwam geen plakmiddel te pas en zo moet het blijven. Herbouwen is een geduldwerkje dat begint met het verzamelen van de omgerolde blokken, keien en kiezels, waarna het driedimensionaal puzzelen kan beginnen. Hoe beter het past, des te langer het bouwsel het meedogenloze klimaat het hoofd biedt. Een populaire bestemming bij de leden van de expeditie is The Gap, twintig minuten steil omhoog vanuit het dorp. Daar houdt Hirta abrupt op en gaan mensen intuïtief op hun buik liggen. In de diepte spatten golven tegen steen, in de verte ligt Boreray met zijn vrijstaande rotsen Stack Lee en Stack Armin. Hier is de zee geen zee, hier is de zee landschap. Wolken, mistflarden en regenwaaiers stimuleren de kameleontische eigenschappen van het zeewater.
Een kwartier doorklimmen in noordwestelijke richting ligt het hoogste punt, de top van de Conachair, op 426 meter. Zijn rafelige noordwand is de hoogste klif in Groot-Brittannië. Er kronkelt een in onbruik geraakt pad waar vorig jaar een Belgische journalist verongelukte. Nu gebruiken alleen de wilde Soayschapen het nog. Het zijn donkere, geitachtige beesten die hier thuishoren. In mei en juni zien ze eruit of ze zijn ontsnapt aan de handen van een scheerder die nog niet klaar met ze was. Maar sinds de laatste eilandbewoners zich lieten evacueren, zijn de dieren niet meer geschoren en bladdert hun winterwol vanzelf af.
Dat toeristen en hun ziektekiemen onbedoeld de hand hadden in de evacuatie van de laatste eilanders, zeventig jaar geleden, is een populaire mythe. Met regelmaat dunden epidemieën de bevolking uit, maar er waren nieuwkomers van bijvoorbeeld Skye en Harris. Hoofdoorzaak van de ontvolking was de komst van puriteinse predikanten vanaf 1822. De bevolking zat dagelijks uren in de kerk en mocht zondags niet meer werken, terwijl elke minuut daglicht benut moest worden voor het aanleggen van voedselvoorraden. Traditionele poëzie, muziek en dans, belangrijke tegenwichten tegen het zware eilandleven, werden taboe. Toen ook de populariteit van Kilder exportprodukten afnam, maakten vooral jongeren van verbeterd zeetransport gebruik voor de overtocht naar een leven met perspectief; in 1852 emigreerden 36 eilanders naar Australië. Die demografische klap kwam St Kilda niet meer te boven. Toerisme veroorzaakte een economische opleving, totdat het nieuwtje van St Kilda als bestemming eraf was.’
Mary, een kenner van vrijwel alle Schotse eilanden, zegt later bij de thee en de whisky dat op haar de archipel beklemmend werkt. ‘Ik had het voor geen goud willen missen, maar het isolement is zo extreem dat ik het als onprettig ervaar.’
Of ze toch niet een beetje rouwig is wanneer we uiteindelijk Village Bay uitvaren, kan ik niet verifiëren, want iedereen heeft vochtige wangen van de regen. ‘Er is zware storm op komst’, zegt de schipper. ‘Windkracht 8 tot 9’. Het klinkt als een waarschuwing. Ik ga naar bed met mijn schoenen aan.
© Sitara Morgenster