Aan het einde van de Amsterdamse straat waar ik op iemands huis pas, staat midden op de weg een groepje bomen. Daardoor is het eenrichtingsverkeer en rijden er niet zoveel auto’s. Er loopt wel een fietspad tussendoor. Volgens mijn jongste broer is dat tegenwoordig op heel veel plekken in de stad zo, maar ik ben hier alweer bijna zes weken en heb het nog nergens anders gezien.

Ik loop langs het bomengroepje op mijn route naar de bushalte en vind dat altijd een magisch moment, alsof ik heel even een sprookjesbos in- en uitloop, midden in deze allermooiste wereldstad.

Maar vanmiddag staat er een oudere man wild aan takken te rukken. Hij trekt gewoon bladeren van een van de bomen. Automatisch probeer ik me in die boom te verplaatsen. Wat denkt die vent wel niet? Tegelijkertijd bemoei ik me liever met m’n eigen zaakjes. Zodra ik dichterbij kom beantwoordt de geweldenaar echter mijn onuitgesproken vraag, die mogelijk besloten lag op mijn ietwat norse bent-u-wel-helemaal-goed-snik-blik.

“Je moet dit drogen en er thee van maken, dat is heel gezond, mevrouw”, zegt hij ongevraagd, met een paar kaalgeplukte takken stevig in zijn hand geklemd. Als hij loslaat zullen ze opveren en weer onbereikbaar worden voor zijn plukgrage vingers. Ik vraag me af hoe hij een beginnetje heeft kunnen maken, de takken hangen echt heel hoog.

“Oh, ja?” reageer ik geïnteresseerd. Ik ben namelijk oprecht geïnteresseerd in dingen als fourageren en verwildering.

“Dat wist ik niet”, antwoord ik. “Hoe heet die boom dan?”

“Dat weet ik niet”, zegt de man. Hij laat de takken niet los, hun toppen zijn al behoorlijk kaal. Inmiddels kijkt hij me wel aan. Hij spreekt vloeiend Nederlands, het accent van zijn moedertaal nog altijd hoorbaar. De origine ervan kan ik niet precies thuisbrengen.

Ik kijk naar het stelletje boombladeren die op het deksel van de schoolkliko voor hem klaarliggen. Ze zijn groot, glanzend en vlezig, van het donkerste groen en doortrokken met nerven.

“Er komen ook vruchten aan”, gaat hij verder “die eten de vogels op.
Maar de bladen gaan er nu afvallen, dat is zonde. Ze worden geel.”

“Bedoelt u dat ze eraf vallen door de herfst?
“Ja! Dat is zonde,” zegt hij nog eens nadrukkelijk.
Dan gaat hij verder met plukken.
Ik loop snel door om mijn bus niet te missen.

[Wordt vervolgd]

Een paar weken na bovenstaande interactie zijn de meeste bladeren inderdaad op straat gedwarreld en zijn bovendien de takken van de bomen flink gesnoeid.

© Sitara Morgenster/Marja Kooreman

Become a supporterLogoSitara10x10